Vrijheid van exploitatie op internet
Herbert Blankesteijn
'Het Internationaal Olympisch Comité heeft grote moeite met de vrijheid op internet,' schreef de Volkskrant op 22 augustus, toen bekend was geworden dat sites op internet de wedstrijduitslagen tijdens de Olympische Spelen niet onmiddellijk bekend mogen maken. Op 25 augustus deed Francisco van Jole er een schepje bovenop (bijlage Stroom). Het IOC wil de videobeelden van de Spelen via internet beperkt verspreiden in de VS. 'De rest van de wereld wordt de toegang tot de beelden botweg ontzegd,' aldus Van Jole. Mocht dit de norm worden 'dan is er amper nog sprake van het specifieke karakter van internet … dat de basis vormde voor het succes.'
Internetters van het eerste
uur zoals Van Jole hebben rozige herinneringen aan de tijd dat de commercie het
Net nog niet had ontdekt. Op die vroege versie van internet heerste een cultuur
van geven en nemen, alles was gratis, alles was toegankelijk en alles mocht. Information wants to be free. Die
vrijheid, zo leek het, was een eigenschap van het medium en zou nooit verloren
gaan.
Helaas, zo is het niet en zo
was het niet. Gebruikers konden voor 1995 al op een buitengewoon onaangename
manier voor eigen rechter spelen met onderlinge scheldkanonnades, mailbommen en
dergelijke (het 'zelfregulerende' karakter van internet). Ook toen waren er
computers en delen van computers met wachtwoorden beveiligd. En de vrijheid om
informatie niet online te zetten
heeft ook op internet altijd bestaan. Voor zover internet in die tijd
bijzondere eigenschappen had, hadden deze te maken met het beperkte publiek dat
toegang had. Het medium had weinig bekendheid of invloed, een geringe waarde,
en daarom kon het niemand schelen wat je er deed.
Intussen is de toegang tot internet en tot specifieke informatie handelswaar geworden. Het publiek op internet is groot. De beelden van de Spelen zijn een fortuin waard, en je kunt niet van het IOC verlangen dat deze organisatie zijn kroonjuwelen weggeeft. Niemand kijkt er meer van op dat de televisiebeelden van de mooiste bokswedstrijden de VS niet uitkomen, en niemand vindt het vreemd dat de live-registraties van eredivisiewedstrijden achter de decoder van Canal+ zitten. Sportbeelden zijn nu eenmaal geen grondrecht, en ook geen eerste levensbehoefte. Ook via internet stellen de organisatoren zulk materiaal niet beschikbaar. Internet is een medium geworden als alle andere. 'De vrijheid op internet' of 'het specifieke karakter van internet' is geen magische eigenschap die alles wat begerenswaardig of waardevol is als bij toverslag (al dan niet gratis) beschikbaar maakt. De eigenaar van een schaars goed bepaalt of hij iets weggeeft of verkoopt, en zo ja aan wie, wanneer, en voor hoeveel.
De eis dat uitslagen alleen
met vertraging op internet mogen, en dat sportlieden hun eigen dagboek niet
onmiddellijk mogen publiceren, is wel heel vreemd. Het is rechtstreekse
persbreidel en aantasting van de vrijheid van meningsuiting. Maar met internet
of met de vermeende vrijheid van dat medium heeft dit niets te maken.
Natuurlijk kan het IOC niemand verbieden om wat dan ook te publiceren, op
internet of elders, maar het Comité kan wel mensen de toegang tot zijn
evenementen ontzeggen. Sportlieden en journalisten staan voor de keus:
conformeren, thuisblijven of tijdrovend en duur procederen tegen deze misstand.
Natuurlijk zal iedereen die de kans krijgt, het eerste doen, al was het maar
vanwege het eigen carrière- of financiële belang.
Heeft de nieuwsconsument dan
reden tot klagen? Daar ziet het niet naar uit. Iedereen die dat wil kan zich
laten overstelpen met informatie en non-informatie via de televisie en de
kranten. Als we de uitslagen van de kwartfinales in het weltergewicht van het
Grieks-Romeins worstelen niet á la minute op internet kunnen vinden, maar met
een paar uur vertraging, dan zal de wereld niet vergaan.
Specifieke eigenschappen
heeft internet intussen wel degelijk, en deze bieden liefhebbers die zich niet
aan het IOC hebben verkocht, leuke subversieve mogelijkheden. Op de
videobeelden rust auteursrecht, maar wedstrijduitslagen zijn, zodra ze live
door de televisie bekend zijn gemaakt, openbare informatie. Iedere particulier
kan deze vanaf zijn luie stoel intikken en uploaden,
en je kunt er vergif op innemen dat duizenden sites overal ter wereld deze
informatie zullen brengen, al was het maar om het IOC te pesten. Het is zelfs
denkbaar dat stadionbezoekers uitslagen naar sites sms-en, zodat de meest
actuele en volledige overzichten straks op obscure Australische sites te vinden
zullen zijn. Welke sites dat zijn, zullen sportfanaten op internet elkaar gauw
genoeg laten weten.
En zo zijn er toch nog
minstens twee vormen van vrijheid op internet: de vrijheid van rechtspersonen
om hun eigendom te exploiteren zoals hun dat goeddunkt, en de vrijheid van
particulieren om zich niet de wet te laten voorschrijven door onbevoegden.
Beide kunnen naast elkaar bestaan en beide kunnen onderdeel zijn van het
toekomstige succes van internet.