Het uiterlijk van de technologie

Herbert Blankesteijn

 

Wat doet een opstel in een fotoboek? Als de foto’s de hoofdmoot zijn van de inhoud – datgene waar het om gaat - is er maar één antwoord: het artikel is een illustratie. Een boek met alleen foto’s is zo kaal, om niet te zeggen saai. Het oog wil ook wat.

 

We leven in een tijd waarin de vormgevers het voor het zeggen hebben. Kurketrekkers, fietsen, tijdschriften en jeugdidolen worden op de tekentafel gekneed, totdat ze een uiterlijk hebben dat een maximaal aantal mensen tot kopen kan verleiden. De functie van een product mag daar best onder lijden. De dikke banden van mountainbikes en de ossekopsturen met vooruitstekende handvatten zijn bewijsbaar minder functioneel dan traditionele alternatieven. En menige popartiest kan niet eens zingen.

 

Als het gaat om producten die van voor tot achter, of zelfs bij herhaling moeten worden verteerd, zoals tijdschriften, boeken en televisieprogramma’s, houdt het werk van de designer niet op bij de buitenkant. Op elke plek en op elk moment moet de consument worden verleid tot dóórgaan. Hoe zit dat met de hi-tech-apparaten die bezig zijn door te dringen in alle hoeken en gaten van ons leven?

 

Producten die gebaseerd zijn op jonge technologie zijn vrijgesteld van mooiïgheid. De T-Ford was een doos op wielen – en met die doos mocht je nog blij zijn. De allereerste automobielen boden helemaal geen bescherming tegen de elementen en hadden ook geen spatborden. De eerste commerciële computers hadden het uiterlijk en de omvang van koelkasten en kenden geen enkele frivoliteit. De eerste mobiele telefoons waren draagbare zend- en ontvanginstallaties zonder enig sex appeal.

 

Waarom hoeft een revolutionair product er niet uit te zien? Er zijn tenminste twee redenen. Eén: de maker heeft wel wat anders aan zijn hoofd dan het uiterlijk. Laat hem met rust; hij heeft net zijn uitvinding werkend en op de markt gekregen. Twee: de vroege koper is niet geïnteresseerd in design. De functie is voor hem van urgent belang, of het gaat hem om de techniek zelf. In het eerste geval zal het hem worst zijn hoe een apparaat eruit ziet. Hij wil gewoon zich verplaatsen, tekstverwerken, of mobiel telefoneren, punt uit. En wat het laatste geval betreft: de klant kan de techniek zelf interessant vinden, of hij wil er indruk mee maken. In beide gevallen is het een pre als form follows function.

 

Wanneer een technisch product in zwang raakt, wordt het anders. Andere groepen consumenten komen aan de beurt. Het zijn niet meer de voorlopers, die het apparaat te hard nodig hebben om aan uiterlijkheden te denken. Het zijn ook niet meer de snobs of de techneuten. Het zijn nu mensen die voor een keus staan: koop ik die computer of ga ik toch maar een weekje extra met vakantie. Of wie weet: neem ik deze computer of die andere. Want in een meer volwassen markt gaat de concurrentie een belangrijke rol spelen. De eerste kant-en-klare bureaucomputer van Apple, de Apple II, was een fantasieloze doos met een beeldscherm erop. Apple had in deze markt een ijzersterke positie - sterk genoeg om op een dag per advertentie IBM als concurrent te verwelkomen. Daarna raakte Apple snel in de verdrukking. De Macintosh was vroeg in de jaren tachtig de eerste computer die zijn verschijning als verkoopargument had. Inmiddels voorzien ook grote pc-fabrikanten als Compaq, Packard Bell, IBM en Siemens al jaren hun machines van een markant uiterlijk. Computers, die van Apple nog steeds voorop, zijn verkrijgbaar in alle kleuren van de regenboog of met afneembare frontjes. De epidemie van de schermwerkersziekte RSI heeft geleid tot een stortvloed aan alternatieven voor toetsenbord en muis, waarbij ontwerpers alle kansen hebben gegrepen die ze geboden kregen. Muizen, joysticks, trackballs en keyboards hebben vormen en welvingen gekregen, en in één moeite door ook kleuren (de eerste grijze muizen zijn gesignaleerd), waarvan niemand weet of ze werkelijk helpen. Maar ze bieden de koper wel keus, en de mogelijkheid zich te onderscheiden. De automobilist doet dat precies zo door zijn keuze van merk en type, en van accessoires als zonnedak, spoiler en wieldoppen.

 

Natuurlijk zijn er technologische producten die zich hieraan onttrekken. Servers en routers, de computers die bij grote bedrijven en op internet het gegevensverkeer in goede banen leiden, zijn nog altijd saaie rechthoekige kasten, die zo uit de witgoedwinkel lijken te komen. Geen wonder. Ze zijn alleen nodig in puur zakelijke toepassingen. Nu zegt dat niet alles, want ook attributen als mobiele telefoons en electronische agenda’s waren tot voor kort vooral in gebruik onder zakenlieden. Maar waar de laatstgenoemde apparaatjes een duidelijke functie hebben in de persoonlijke pr, te vergelijken met de rol van het kapsel, het pak, de stropdas en de auto, geldt dat niet voor de server en de telefooncentrale. Deze komen nooit buiten de deur, moeten uitsluitend hun werk doen, en liefst op zo’n manier dat niemand zich hun bestaan realiseert. Als ze het zonder uiterlijk zouden kunnen doen, zou dat ook mogen.

 

En dat geldt des te sterker voor die onderdelen die letterlijk en figuurlijk het vuile werk doen: de kabels, draden en vezels die in het absolute duister ondergronds het transport voor hun rekening nemen van het gewichtloze goud van deze tijd: informatie. Wonderlijk is, dat deze kabels (denk trouwens ook aan de draden van het lichtnet) wel degelijk worden uitgevoerd in felle kleuren alvorens ze worden ingegraven in zand, aarde, klei en modder. Maar dit heeft een harde praktische reden. De kleur van een draad zegt iets over de functie, de herkomst, of de eigenaar en is van levensbelang bij aanleg, onderhoud of reparatie.

 

Toch vinden we ook op de openbare weg manifestaties van de technologie waar het design geen vat op heeft gekregen. Neem nou de masten voor hoogspanningskabels, of die van het gsm-netwerk. Deze zijn uitsluitend functioneel, en het is alweer goed te begrijpen waarom. De consument koopt ze niet, ze staan niet in een dichtbevolkte omgeving, en het zou veel te duur zijn om ze mooi te maken. In tegenstelling tot bijvoorbeeld lantaarnpalen hoeven ze niet elegant te zijn, dus mogen ze niet elegant zijn. Het publiek rest niets anders dan erover te mopperen – zoals ook over windmolens wordt gemopperd – of te besluiten, in arren moede,  ze dan maar mooi te vinden. De enige verfraaide mast in Nederland is, één maand per jaar, ’s lands grootste radiozendmast in Lopik, waarvan elk jaar tegen Kerst de tuidraden worden volgehangen met lampjes, zodat het gevaarte de gedaante krijgt van een 300 meter hoge kerstboom.

 

De niet-vormgegeven industriële wereld achter de facade van gekleurd consumentenplastic vertelt een bizar verhaal over de invloed van de informatietechnologie dat nog niet vaak wordt verteld. Alles zou efficiënter gebeuren. Computers zouden de mens werk uit handen nemen, en zelf zouden ze ook steeds efficiënter worden. Had de transistor niet de radio vol gloeiende buizen verdreven, en zuinige radio's op batterijen mogelijk gemaakt? Was de pc niet krachtiger én zuiniger met electriciteit dan de mastodonten van voorheen? Stond de schootcomputer niet te trappelen in de coulissen om een nieuw tijdperk van nóg meer zuinigheid in te luiden?

 

De realiteit is, dat elke besparing aanleiding geeft tot nóg meer verspilling. De pc neemt de mens werk uit handen en dwingt hem zo zijn tijd nóg efficiënter te besteden, met juist meer werkdruk als gevolg. De goedkopere en energiezuiniger computer maakt het mogelijk dat er nog meer pc's functioneren, zodat er nog meer geld en nog meer energie wordt opgesoupeerd. Kamers vol met servers en routers moeten kunstmatig gekoeld worden om de voorkomen dat de computers in hun eigen hitte omkomen - en die koeling kost zelf ook weer energie. Grote bedrijven als ziekenhuizen, wetenschappelijke laboratoria en, jawel, fabrieken van electronische apparatuur moeten op de achtergrond een reserve-energievoorziening paraat houden omdat gans het raderwerk langdurig stilstaat als de computers ook maar even uitfloepen. Wie thuis wel eens een paar uur werk is kwijtgeraakt door over een lichtnetsnoer te struikelen, kan zich daar iets bij voorstellen.

 

Zo groot is de behoefte van de computer aan energie, dat in verschillende gebieden in Nederland aan het begin van het jaar 2001 de electriciteitscentrales het niet aankunnen. Nieuwe bedrijven moeten uitwijken van de Randstad naar uithoeken van het land waar minder computers staan en de stopcontacten nog niet zijn leeggezogen. De computer zou het ronken van motoren in fabrieken en op de snelwegen vervangen door zacht gezoem en het geluidloos rondflitsen van digitale gegevens. Maar dat apparaat met zijn schone en efficiënte imago laat in werkelijkheid de fysieke én digitale snelwegen vastlopen, terwijl intussen de schoorstenen wild roken om hém te voeden. Gadgets als mobiele telefoons, organizers en walkmans op straat, in de trein en in de congrescentra, verhullen veel ingrijpender veranderingen in de manier waarop de wereld functioneert. Maar daar zijn het dan ook representatieve items voor.

 

Technologische consumentenartikelen hebben verschillende eigenaardigheden die de vormgever goed uitkomen. In de eerste plaats de miniaturisering. Datgene wat nodig is om een apparaat te laten werken, chips, printplaten en dergelijke, wordt kleiner en kleiner, zodat de ontwerper met de dag meer vrijheid heeft om het product de vorm te geven die hem goeddunkt. Vanzelfsprekend zijn er ook invloeden die dit tegenwerken. Een cd- of minidisc-speler kan niet kleiner worden dan de schijf waarop de muziek staat. Als computers zo klein kunnen worden dat ze in een vestzak passen, moeten ze ook een corresponderende vorm krijgen. Maar een zakradio of een afspeelapparaat voor mp3-muziekbestanden kan de vorm krijgen van een creditcard, of van een dikke druppel – en beide zijn inderdaad gemaakt. Naarmate voor mobiele telefoons de headsets meer in zwang komen zal het minder nodig zijn dat het toestel de vorm en afmetingen heeft van een chocoladereep, met een luidsprekertje aan het ene uiteinde en een microfoontje aan het andere. De mogelijkheid om op toetsen te drukken is de essentie die overblijft, en dat kan ook op een ‘telefoon’ die de vorm heeft van een schijf, een vierkant of een bol. En die toetsen kunnen evengoed worden opgeborgen in een polshorloge – er staat ons nog heel wat te wachten.

 

Een tweede kenmerk maakt zowel de designers als de kooplui gelukkig. Dat is de korte levenscyclus van electronische snuisterijen. Je hebt je nieuwe computer nog niet gekocht of er is er alweer een met een snellere processor of grafische kaart, een grotere harde schijf of meer werkgeheugen. Of erger: met een nieuwe standaard voor het aansluiten van externe apparaten – enfin, iedereen heeft zijn eigen ervaringen op dit gebied. Mobiele bellers kennen intussen hetzelfde effect. Net een toestel en een abonnement genomen, is er wéér een andere aanbieding. Nog goedkoper, een nog kleiner (of mooier) toestel, digitaal in plaats van analoog, nu óók met SMS, dual in plaats van single band, triple in plaats van dual, nu óók met WAP, UMTS in plaats van GSM, het gaat maar door.

 

De consument klaagt, maar kan aan de verleiding geen weerstand bieden en koopt toch. Elke twee jaar een nieuwe pc, een nieuwe organizer, een nieuwe mobi, een nieuw zakhebbedingetje. En anders wel een upgrade voor zijn besturingssysteem, een nieuwe versie van tekstverwerker, virusscanner en browser. Hij surft uit nieuwsgierigheid naar de website waarvan hij heeft gehoord dat die een facelift heeft gekregen. En mocht hij de krant nog pakken, dan merkt hij dat zelfs deze van een nieuwe lay-out is voorzien, want ook de oude media moeten liefst elke dag laten merken dat ze niet bang zijn voor vernieuwing.

 

Vormgeving als verkoopargument? Ja, maar toch maken we een omkering van zaken mee. De snelle zakenjongen pronkt met zijn nieuwe mobieltje – aan het uiterlijk kun je zien dat het ding nieuw is. Dat is wat het mooi maakt. Een mobiele telefoon die reikt van je oor tot je mondhoek wekt anno 2001 medelijden op, zo niet de lachlust: ‘Wat gróót!’ Een nieuwe versie van Windows heeft een subtiel andere vormgeving: andere iconen, een andere kleurstelling, een aangepast lettertype. Prompt is de vorige versie gedateerd en dus lelijk. De met de pen bediende zakcomputer oogst bewondering: ‘Mooooi!’ Terwijl het bedienen daarvan op zichzelf niet sierlijker is dan het kladderen op een blocnote, en terwijl het bedienen van een computer met een pen sowieso een gekunstelde en onbeholpen bezigheid is. Maar nieuw is herkenbaar is mooi. Pas als de vormgeving een zeer hoge leeftijd verraadt, slaat de weerzin om in sympathie: ‘Ach gut, Windows 3.11, wat leuk.’ De eigen verdienste van de uitvoering is niet langer relevant.

 

Los van mooi en lelijk slepen technische snufjes allerlei als tijdloos bedoelde werken mee in hun vergankelijkheid. Neem film. In een verhaal kan geen kantoor meer voorkomen (een bank, advocatenpraktijk, krant of politiebureau) of er zit wel iemand op een computer te tikken. Wat voor computer? Zie ik daar een 5 ¼ inch diskdrive? Een monochroom scherm? Geen muis? Haha, medio jaren 80. Weg is, voor een minuut op z’n minst, de aandacht voor het verhaal. Wat is dat, een iMac? Maakt de hoofdrolspeler nadrukkelijk gebruik van internet? Tweede helft jaren 90. Of neem een roman. Zet de ik-figuur een langspeelplaat op? Gebruikt hij een schrijfmachine? Doe me een lol zeg. Of wordt er juist lichtelijk gekoketteerd met e-mail en draadloos bellen? Een verhaal dat vrijwel tijdloos zou moeten zijn ontkomt niet aan een nadrukkelijk datumstempel, want het angstvallig weglaten van al zulke kenmerken, als het al mogelijk is, zal ook geforceerd zijn.

 

En neem tenslotte een fotoboek. Het effect is al bekend van bijvoorbeeld auto’s en kleding. Een fotoboek over stadsinrichting, architectuur of toeristische attracties wordt van lieverlee iets heel anders: een historisch document over de modes van de tijd waarin het is gemaakt. Dat lot zal dit boek niet treffen. Het gáát al over de invloed van de informatie- en communicatietechnologie op de maatschappij. Maar binnen vijf jaar zullen we al met andere ogen naar de platen kunnen kijken, en ons verwonderen over uiterlijkheden die eigenlijk bijzaak zijn. Wat een idiote beeldschermen! Zie je dat, toen hadden ze nog muizen – en al die apparaten zaten met draden aan elkaar vast. Heeft die man zijn oor bezeerd? Oh nee, zo moest je toen je telefoon vasthouden.

 

Een momentopname met als thema verandering. Mensen die dwepen en worstelen met de technologie. Tekst als illustratie bij beeld. Tegenstellingen hebben schoonheid, en blijvende waarde.