Succes en falen
Herbert Blankesteijn
Over de succesverhalen van de digitale revolutie verschijnen volop
boeken. Zakelijk succes is een onderwerp dat tot de verbeelding spreekt, en dat
geldt ook voor op jonge leeftijd buitensporig rijk worden. Hoofdpersonen
genoeg; pak de Gouden Gids van Silicon Valley maar. Dit soort verhalen heeft de
aantrekkingskracht van een film waarin 'ze elkaar krijgen'. En altijd is het
succes onvermijdelijk door het talent en de visie van de hoofdrolspelers.
Microsoft, First Generation belooft zo'n soort
boek te zijn. De ondertitel luidt: The
success stories of the visionaries who launched a technology empire. En de
flaptekst suggereert dat er een
antwoord gaat komen op de vraag: What are
the secrets behind [Microsofts] triumph?
Dat pakt anders uit. Het boek bevat de verhalen van twaalf vroege
employé's van Microsoft, die Microsoft intussen verlaten hebben. Bekende namen
zijn er niet bij. Dat is een verdedigbare keus; we horen al zoveel over Bill
Gates, Paul Allen en Steve Ballmer. Maar voor zover er visionairen in de
gelederen van Microsoft hebben gezeten, komen ze in dit boek dus niet voor. Of
je moet de dame die in 1988 in dienst trad om het personeelsbeleid inzake
minderheden uit te stippelen, daaronder willen rekenen. (Het lijkt er eerder op
dat haar plaats in dit boek zelf iets te maken heeft met affirmative action).
Het geheim van het succes van Microsoft wordt evenmin verklapt. Hoeft
ook niet, want wie de krant een beetje leest weet het al: schaamteloos
kopiëren, geniaal marketen en elke spaak die voorhanden is in de wielen van de
concurrentie steken. Jammer genoeg worden de vertellingen ook in geen enkel
ander opzicht onthullend. Het kabbelt maar door: school opleiding, studie,
hobbies, woning en gezin van mensen waar je nog nooit van hebt gehoord. Had
schrijfster Cheryl Tsang er nou toch maar wat knetterende ruzies ingestopt (zou
er nou echt niemand met conflicten zijn vertrokken?) of wat cijfers over
exorbitante rijkdom, maar ook dat voyeurisme is ons niet gegund.
Ook Net Slaves gaat over
anonymi, maar het gegeven is een stuk interessanter. Bill Lessard en Steve
Baldwin zijn op zoek gegaan naar de waterdragers: de softwaretesters, de
helpdeskmedewerkers, de makers van webpagina's, de censoren van chatboxen.
Vrijwel altijd jonge mensen, dat wil zeggen onder de 25, die belachelijk lange
dagen werken voor al even belachelijk weinig geld, en daarbij weinig vrolijke
toekomstperspectieven hebben. De interneteconomie heeft de Amerikaanse Droom
nieuwe impulsen gegeven, maar het wil nog altijd niet goed lukken om iederéén
rijk te maken. De auteurs laten dat treffend zien door in elk hoofdstuk een trapje
hoger te gaan in de hiërarchie, tot in het laatste deel de Robber Barons aan de beurt zijn, de rijkgeworden
president-directeuren, die naar schatting hoogstens 0,1 procent van de
Netpopulatie vertegenwoordigen.
Het enige bezwaar dat je tegen Net
Slaves zou kunnen verzinnen is, dat het Amerikaans-sappig is geschreven: zo
sappig dat de vloeistof je haast in het gezicht spat. Hoe dan ook een prima
kalmerend middel voor wie denkt met internet rijk te kunnen worden.
Cheryl Tsang, Microsoft First Generation. Wiley, f. 69,- ; ISBN
0-471-33206 2.
Bill Lessard & Steve Baldwin, Net Slaves. McGraw-Hill, f. 61,20;
ISBN 0-07-135243-0.