Wij
bemoeials
Herbert
Blankesteijn
Op
2 november stond in Intermediair een stuk over de nieuwe Rijksbouwmeester,
architect Jo Coenen. 'Een volbloed architect,' las ik, en mijn haren gingen
meteen recht overeind staan. Ik heb namelijk iets tegen architecten.
Een
mens ziet graag zijn vooroordelen bevestigd en ik werd op mijn wenken bediend.
Ik citeer: 'De architect is gedegradeerd tot onderhandelaar met een snel
groeiende club bemoeials: opdrachtgevers, ambtenaren, toekomstige gebruikers
oefenen zoveel invloed uit dat [de architect] het uiteindelijke resultaat niet
meer herkent als zijn product.'
Wat
moet je nou met zo'n salvo van misverstanden? De veronderstelling is, dat de
architect een kunstenaar is, en dat de rest van de wereld hem ten dienste moet
staan. Wie niet meewerkt, werkt tegen en is een bemoeial.
Ik
heb televisieprogramma's gemaakt als regisseur. Ik vond het normaal dat iedere
betrokkene inbreng had: de cameraman, de geluidsman, de redacteur, de
regieassistente, de presentator. Het resultaat was vaak heel anders dan ik
achter mijn bureau had bedacht, maar daarom niet slechter. Dat heet teamwork.
Architecten
zijn vormgevers. Coenen is geen aanhanger van form follows function, lees ik. De ellende met architecten is dat
zij met hun form als het hun zo
uitkomt de function geweld aandoen.
En nog menen dat dat normaal is, ook. Het went, roepen ze dan.
Met
gezwam over communicatie, ontmoeten en zichtbaarheid laten ze muren weg
(behalve voor directeuren en chefs) en schrijven vanuit hun comfortabele
kantoor de bemoeizuchtige gebruikers voor wat voor kasten en wandversieringen
wįįr mogen komen. Bij een van mijn
omroepwerkgevers heeft dat achterhaalde kantoortuinengedoe tot een epidemie van
overspannenheid geleid, tot drieėneenhalf jaar van 'akoestische maatregelen'
zonder merkbaar resultaat, en tot een netwerk van struikelsnoeren die nog
altijd zijn vastgetaped op de kale betonnen vloer. Muren komen er eindelijk
alsnog, tegen aanzienlijke kosten uiteraard. Bij het nieuwe gebouw van een
andere opdrachtgever maakt de Arbodienst nu al overuren. Bij een derde zijn
gangen ontstaan tussen de foeilelijke achterkanten van metalen archiefkasten,
omdat de bemoeials geen boodschap hebben aan de leerstellingen van zo'n
beton-en-glasfilosoof.
In
de computerwereld is het geaccepteerd dat het apparaat zich moet aanpassen aan
de gebruiker en niet andersom. Niet dat dat goed lukt, maar een complete
industrie spant zich er oprecht voor in. Waarom? Als een computer al te slecht
bevalt, en als er geen zicht is op verbetering in de volgende versie, gaat de
klant naar de concurrent. Zelfs als de gebruiker niet zelf de aanschaf doet,
kan hij degene die dat wel doet de kop gek zeuren met zijn problemen. Er wordt
dus geluisterd.
Architecten
komen weg met systematische wanprestatie omdat dezelfde opdrachtgever nooit
binnen vijftig jaar een nieuwe bestelling doet. De beslissers die zich door de
architect met zijn charlatanspraatjes in de luren hebben laten leggen, zullen
geen tweede keer beslissen en het heeft dus geen zin ze ter verantwoording te
roepen. Kranten laten gebouwen bespreken door de kunstmedewerker, in plaats van
door de sociaal-economische redactie. En de gebruikers, ondanks hun
bemoeizucht, zijn de klos.