Drinkt je vader?

Herbert Blankesteijn

 

Kinderen zijn een fijne doelgroep voor adverteerders. Makkelijk te beïnvloeden, zeuren hun ouders toegeeflijk, en hebben zelf ook flink wat te verteren. Rond kinderprogramma's op tv wordt heel wat speelgoedreclame geplaatst, vooral in Sinterklaastijd, en geloof maar niet dat deze reclame op de ouders is gericht. Het is heel vies, maar er is niets aan te doen.

 

Nu zijn er ook sites op internet over speelgoed, kinderboeken of kindersoftware. Deze sites doen aan moderne commercie. Met lokkertjes ('Maak kans op…') brengen ze surfende kinderen ertoe vragenformulieren in te vullen. Die vragen gaan vrij ver: over de gezinssamenstelling, het merk auto, waar men de boodschappen doet, wat de favoriete chocolademelk is en of de ouders alcohol gebruiken. Geen vragen waar een speelgoedwinkel iets mee kan, tenzij om de antwoorden door te verkopen. De site van een uitgeverij bleek onlangs kinderen uit te leggen dat een betaling met pappie z'n creditcard kon worden gedaan.

 

Universitair docent privacyrecht Nouwt uit Tilburg heeft hierover alarm geslagen, en de Consumentenbond heeft in het Algemeen Dagblad meteen gepleit voor wettelijke maatregelen. In de VS mogen bedrijven sinds april geen vertrouwelijke gegevens meer inwinnen bij kinderen jonger dan 13 jaar.

 

Ik vind dat onzin. Als op een site een vragenformulier staat, kun je niet juridisch waterdicht vaststellen of die vragen gericht zijn op kinderen, laat staan dat je een leeftijdsgrens kunt aangeven. En hoe vertrouwelijk zijn gegevens, als kinderen ze weten? Een dergelijke wet is dus niet te handhaven, en wetten die je niet kunt handhaven, moet je niet uitvaardigen. Het zou niet voor het eerst zijn dat zo'n wet in de VS ongrondwettig blijkt. Een tijdje geleden verwierp de Hooggerechtshof de Communications Decency Act, die verspreiding van viezigheid via internet moest beletten, omdat deze wet op gespannen voet stond met de vrijheid van meningsuiting.

 

Dit is geen juridische of technische, maar een pedagogische kwestie. Je kunt je kinderen zo opvoeden dat ze met hun tengels van je creditcard afblijven, en je kunt je creditcard zo opbergen dat ze er niet bij kunnen. Als dat niet lukt, kun je niet verlangen dat de wetgever compenseert voor je falen als ouder. Als je de pc gebruikt als goedkope kinderoppas, moet je niet zeuren dat kinderen wel eens iets ondeugends doen. Blijf er dan liever bij wanneer ze internet opgaan, zoals je erbij zou blijven wanneer ze het centrum van Amsterdam intrekken. Als de wereld niet mag weten hoeveel je verdient, moet je het de kinderen niet zeggen. En als je consumptiepatroon het daglicht niet kan verdragen, moet je misschien je consumptiepatroon veranderen, want op school praten je kinderen er ook over.

 

Overigens hoop ik dat bedrijven geen belangrijke beslissingen baseren op informatie afkomstig van kinderen. Ik kan verklappen dat jongelui in de leeftijd rond 12 jaar wel raad weten met onbeleefde vragen. Ze hebben erg veel plezier in het invoeren van nonsens die niet als zodanig herkenbaar is. Ook daarom lijkt een wettelijk verbod me onnodig: wat is er tegen het verzamelen van ruis?