Angsten van een internetcolumnist

Herbert Blankesteijn

 

'Geachte heer Blankesteijn, de afgelopen week hebben zegge en schrijve 23 mensen uw column gelezen. Het lijkt ons daarom beter deze rubriek te beëindigen.'

 

Zo'n berichtje zal ik van een blad nooit krijgen. Bladen kunnen wel globaal de waardering voor een artikel of een rubriek onderzoeken, door tijd- en geldverslindende enquêtes, maar lezers tellen - nee. Sites op internet kunnen dat wel, en ze zullen het doen ook.

 

Dit drong voor het eerst tot me door dank zij een stuk van een collega, een paar jaar geleden. Met de moderne technologie zouden publicaties op internet hun lezers meer terwille kunnen zijn, schreef hij. Stukken en rubrieken die te weinig werden gelezen, zouden verdwijnen. Alleen de veelgelezen onderwerpen en schrijvers zouden overblijven.

 

Dat leek me nou niks.

 

Ik zat een keer in de trein naast een meneer die de krant las waarin net een stukje van mij stond. Een geslaagd stukje; ik was er trots op. Hij las en bladerde, en ik kon vanuit mijn ooghoek zien dat hij de pagina naderde met mijn bijdrage. Zou hij fronsen, lachen? Het stukje twee keer lezen? Hij sloeg de pagina om… en meteen weer een. Hij had mijn column overgeslagen.

 

Zo'n ervaring, maal tienduizend, en dan door je opdrachtgever met je neus op de feiten gedrukt worden - dank u feestelijk.

 

De meest succesvolle schrijvers, betoogde mijn collega, zouden voor zichzelf kunnen beginnen. Door hun creaties direct aan lezers te verkopen zouden ze meer verdienen. En een kennis die meer van computers en internet wist dan ik ooit zal weten, legde me uit dat ik alleen maar tweeduizend mensen over de hele wereld bereid moest vinden een gulden per keer te betalen voor mijn wekelijkse radioprogramma. Dan zou ik daar mooi van kunnen leven.

 

Stephen King verkoopt nu zijn werk rechtstreeks aan lezers via internet. Er zijn mensen die daar het eerste teken in zien van de ondergang van de uitgevers. Maar volgens mij is King de enige. Je moet wereldberoemd zijn om zoiets te kunnen maken, en bovendien dankt King zijn beroemdheid aan zijn uitgever. Waar haal ik tweeduizend lezers of luisteraars vandaan? Ik kom uitsluitend mensen tegen die zich uitputten in excuses omdat ze mijn programma niet hebben gehoord en mijn stukjes niet hebben gelezen. En dan een gulden per keer, 52 weken per jaar? Vroeger kreeg je daar als mediaconsument de hele publieke omroep voor, en nu altijd nog een abonnement op een dik glossy weekblad. Zelfs Slate, en zelfs Matt Drudge, slagen er niet in hun klanten te laten betalen, laat staan zo veel.

 

Hccnet heeft me gevraagd deze column te gaan schrijven. Zij steken hun nek uit; laat ik het ook maar doen. Het publiek van Hccnet stelt belang in de onderwerpen waarover ik pleeg te schrijven, anders zaten ze niet op Hccnet. Da's een goed begin - bij de meeste bladen en omroepen is het wel anders. Het ergste wat me kan gebeuren is dat ik niet bij u in de smaak val. Dat zou pijn doen, maar ik kan me altijd weer terugtrekken in de veilige ongelezen hoekjes van papieren uitgaven. Een ding staat vast: mijn stukjes op Hccnet belanden niet bij het oud papier.