Hoe te ontkomen aan advertenties op Internet

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad september '95


Maarten Legêne geeft hoog op van de commerciële mogelijkheden van Internet (Opinie 12-9). Voor een deel heeft hij zeker gelijk: het moet mogelijk zijn voor ondernemingen als kranten en postorderbedrijven om elektronisch zaken te doen. Maar in één opzicht heeft Legêne het mis, namelijk als hij meent dat adverteren op Internet effectief is en niet irriteert.

Volgens Legêne vindt een gebruiker een pagina van het World Wide Web (WWW, het muisgestuurde deel van Internet) die hij voor zijn neus krijgt per definitie interessant - anders had hij deze pagina niet opgezocht. Daarom zou de tolerantie voor toegevoegde reclame groot zijn. Maar zo eenvoudig is het niet. Veel WWW-pagina's worden opgeroepen uit nieuwsgierigheid, niet in de zekerheid dat er iets boeiends te vinden is. Nu is informatie, zelfs op het multimediale Web, meestal aanwezig de vorm van tekst. Advertenties daarentegen bestaan gewoonlijk uit afbeeldingen. Tekst wordt op Internet snel overgebracht en plaatjes langzaam. Als aan een tekstpagina een advertentie is toegevoegd kan het zijn dat de gebruiker tientallen seconden moet wachten in plaats van enkele seconden, voordat hij kan beoordelen of de eigenlijke inhoud hem interesseert. Dat wordt een aanzienlijke bron van irritatie, zeker als het om de haverklap gebeurt. Piepkleine advertenties waarop je kunt klikken om een schermvullende afbeelding te zien, zoals op de WWW-pagina van NRC Handelsblad, geven minder ergernis doordat kleine afbeeldingen sneller 'klaar' zijn dan grote. De effectiviteit van de reclame is zo natuurlijk ook minder.

Ook illustraties die zijn aangebracht met het oog op de vormgeving werken vertragend. Gebruikers die al wat langer met het World Wide Web werken, en voor wie het nieuwtje van de fleurige schermbeelden eraf is, ervaren dit als storend. Afgezien van de ergernis van het wachten kost dit de gebruiker geld. Privégebruikers betalen meestal een tarief per minuut dat (inclusief telefoonkosten) in de buurt van een dubbeltje ligt. Uitvoerige afbeeldingen kunnen tussen de 50 en 100 kiloByte groot zijn en tijdens drukke uren kan de snelheid van dataoverdracht dalen tot rond 20 kilobyte per minuut. Zo kan het gebeuren dat een Internetgebruiker twee kwartjes betaalt voor een plaatje dat hij met de volgende klik van de muis weggooit, en dat niet één keer maar vele malen per avond.

Maar er is wat aan te doen. De WWW-reiziger draagt een nog verschrikkelijker wapen dan de zappende TV-kijker. Met een simpele ingreep is de computer te instrueren alle grafische informatie te negeren. In het populaire programma Netscape bijvoorbeeld klikt u daarvoor op de menubalk bij 'Options'. In de lijst die dan verschijnt moet u klikken op 'Auto Load Images' zodat het vinkje verdwijnt (en daarna eventueel op 'Save Options' om deze instelling te bewaren voor een volgende sessie). Alle WWW-pagina's komen nu véél sneller binnen, zonder liflafjes. Mocht blijken dat een pagina niet goed bruikbaar is zonder beelden dan is het voldoende 'Auto Load Images' weer aan te zetten en te klikken op 'Reload'. Dezelfde pagina komt dan opnieuw, nu mèt illustraties. Advertenties krijgen zo geen enkele kans, tenzij ze uit tekstuele mededelingen bestaan.

Sommige aanbieders van informatie op het WWW integreren hun keuzemenu's met zeer uitvoerige afbeeldingen. Dat betekent dat de hierboven geschetste truc niet werkt. Voorbeelden zijn de VPRO en de Digitale Stad (Amsterdam), hoewel de laadtijden van hun pagina's meestal onder de minuut blijven. Een zeer attente instantie is Planet Internet. Daar krijgt elke bezoeker op de beginpagina de mogelijkheid te kiezen voor een versie zonder beeld.

De plaatjes op het World Wide Web hebben zich in korte tijd ontwikkeld tot een plaag. En bleef het daar maar bij. Vrij verkrijgbare computerprogramma's zijn niet zelden 1 MegaByte (1000 kiloByte) groot en houden degeen die ze probeert binnen te halen soms wel een uur zoet. Archiefdiensten die voor de WWW-gebruikers bijhouden wat er op het Net te vinden is doen hun werk met zelfstandige zoekprogrammaatjes ('Webcrawlers') die op eigen houtje uitzwermen over Internet om gegevens te verzamelen en daarbij reguliere gebruikers in de weg zitten (Science, 8 september). Nieuwe, data-intensieve toepassingen als radiouitzendingen, telefonie en beeldtelefonie via Internet zijn aan een opmars begonnen en dreigen nog veel meer capaciteit in beslag te nemen dan het WWW nu al doet. Het dataverkeer verdubbelt nog sneller dan het aantal gebruikers: in Nederland elke twee, resp. elke drie maanden. Het einde van het zelfregulerend vermogen van Internet lijkt in zicht.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Internetmenu 16+.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.