Uitzenden zonder Omroepwet

Herbert Blankesteijn, VPRO-gids april '98


 Het begon ermee dat omroepen 'iets' gingen doen op Internet: de VPRO, Veronica, de TROS. Er kwam programma-informatie, er kwamen fotoreportages, programmamakers stelden zich voor, schreven dagboeken vanuit hun verre verblijfplaats, er werd gedaan aan merchandising en meer van die dingen. Nu wordt een nieuwe trend zichtbaar. Omroepen gaan meer en meer uitzenden via Internet. En wat meer is: privépersonen kunnen het ook - legaal.

 In 1995 was het een nieuwtje: RealAudio, een manier om digitaal geluid zo samen te persen dat het verzonden èn gedecodeerd kon worden in evenveel tijd als het geluid zelf in beslag nam. Tot dan toe waren geluidsbestanden zo omvangrijk dat een fragment van een minuut vele minuten nodig had om via Internet van A naar B te komen. Met RealAudio werd het mogelijk te luisteren naar een stukje geluid terwijl het binnenkwam. De digitale draadomroep was geboren.

 In 1997 is er een geboortegolf geweest van radiozenders op Internet. Elke zichzelf respecterende omroep in binnen- en buitenland doet 'iets' aan RealAudio. Het ene programma is tegelijkertijd in de ether en op Internet te horen. Het andere stelt fragmenten of hele uitzendingen achteraf beschikbaar, voor wie een aflevering heeft gemist. Weer andere (zoals VPRO's Koud Zweet) laten een bezoeker van hun site een verzoekplaat aanvragen die onmiddellijk, en alleen voor deze ene bezoeker, wordt gespeeld. Of bieden uitgebreide versies aan van interviews die op de zender maar een paar minuten mogen duren. Of maken op Internet een compleet onafhankelijk programma, desnoods 24 uur per dag, want op Internet geldt geen Omroepwet en bestaan geen concessies. Zo heeft de TROS een eigen muziekzender, 'Cyberradio', in het leven geroepen.

 Ook kranten en televisiemaatschappijen op Internet gaan ertoe over geluid op deze manier aan te bieden, in de vorm van sound bites bij nieuwsberichten bijvoorbeeld. In feite kan elk bedrijf dat zich een voldoende uit de kluiten gewassen server op Internet kan permitteren een radiozender beginnen. Om zulke uitzendingen te ontvangen heeft de luisteraar, behalve een pc en een Internetaansluiting, alleen het programma RealPlayer nodig, dat gratis op Internet zelf te krijgen is op het adres www.real.com. RealPlayer is overigens ook te gebruiken voor televisieuitzendingen via Internet, want het verhaal van RealAudio heeft zich, met ongeveer anderhalf jaar vertraging, herhaald voor video. Inmiddels zijn tal van programma's van bijvoorbeeld Teleac, EO en TROS in RealVideo live te zien of achteraf op te vragen, en doen in het buitenland organisaties als CNN en ABC het hunne op dit gebied. Via het genoemde adres www.real.com zijn lange actuele lijsten te vinden van Internet-zenders.

 De technische kwaliteit is tot nu toe matig. Uitzendingen is RealAudio halen voor eigenaars van een redelijk snel modem (28k8 of 33k6) ongeveer middengolfkwaliteit. Wie FM-kwaliteit wil moet Internet betreden via een ISDN-lijn of via de televisiekabel. RealVideo via een modem is nog weinig soeps: een beeldfrequentie van ongeveer één per seconde op het formaat van een forse postzegel. Via ISDN wordt het beter maar niet goed; wie televisiekwaliteit wil moet, ironisch genoeg, Internet op via de kabelmaatschappij, en moet hopen dat het gewenste programma in voldoende kwaliteit wordt uitgezonden. Nog snellere technieken liggen in het verschiet, zoals ADSL, dat een gewone telefoonlijn de capaciteit van een televisiekabel zal geven. De voorspelling is dan ook niet gewaagd dat het kwaliteitsprobleem vanzelf zal verdwijnen, zoals ook geluid en stilstaand beeld op de pc in een paar jaar tijd een prima kwaliteit hebben bereikt.

 Wat is de functie van uitzenden via Internet? Voor een organisatie zonder zendmachtiging is het voordeel duidelijk. Het grappige is dat het voor omroepen een stuk minder helder is. Die kunnen al uitzenden, en wel in onovertroffen kwaliteit. Voor een omroep heft Internet de schaarste aan zendtijd en het beperkte bereik op, en ook het probleem dat uitzendingen aan een vast tijdstip gebonden zijn. Daarvoor wordt (nu nog) kwaliteit opgeofferd. Verder wordt het mogelijk aan dergelijke digitale uitzendingen extra informatie te koppelen, zoals kaarten, foto's en tekst. Het perspectief dat opdoemt is dat van programma's in hoge kwaliteit met allerlei aanvullende, multimediale gegevens, die de consument tot zich kan nemen vanaf elke plek in de wereld op elk moment dat het hem belieft. De vraag die je dan zou moeten stellen is: waarom zou je nog uitzenden via de ether?

 Voor het zover is moeten er nog wel wat probleempjes worden overwonnen. Het is leuk te mijmeren over programma's met allerlei extra's, maar die extra's moeten wel worden gemaakt. Nu al moeten programmamakers woekeren met hun tijd, en werk doen dat niet in hun taakomschrijving staat (waarvoor ze dus niet zijn aangenomen, waarin ze mogelijk niet goed zijn of waarvoor ze niet worden betaald) om de redacteuren van Internetafdelingen tegemoet te komen. Terwijl de algemene trend bij de omroep is, dat er per minuut zendtijd steeds minder geld is, zullen multimediale programma's duurder zijn om te maken. De huidige experimenten drijven op de lust tot investeren in nieuwe media bij de omroepen zelf en op het enthousiasme van een beperkt aantal medewerkers. Dat zal niet zo kunnen blijven.

 De techniek kent op het moment wel meer beperkingen dan de kwaliteit die de consument krijgt. Hoezeer je ook kunt opscheppen over uitzenden op Internet, een zender op Internet kan maar enkele honderden luisteraars of kijkers tegelijk bedienen - een schijntje vergeleken bij een zender die de ether gebruikt en schijnbaar inefficiënt elektromagnetische golven in het rond strooit. Op Internet moeten de omvangrijke geluids- of videobestanden namelijk naar elke kijker of luisteraar apart worden gestuurd en dan is de capaciteit van een server (de zender) gauw op. Er wordt - uiteraard - gewerkt aan het opheffen van deze flessehals, door het signaal pas zo dicht mogelijk bij de bestemmingen zich te laten vertakken. Maar dat heeft alleen zin bij 'live' uitzendingen; bij programma's op aanvraag werkt het niet, omdat niet iedereen op hetzelfde moment zijn aanvraag doet.

 Een heel andere kwestie is die van de omroepbijdrage. Die is op het ogenblik gekoppeld aan het bezit van een radio- of televisietoestel. Naarmate er meer, betere en veezijdiger programma's via Internet worden verspreid is het minder nodig nog een televisie of een radio te hebben en wordt het ontduiken van het luister- en kijkgeld een reële mogelijkheid. Moet die bijdrage dan aan het hebben van een PC of aan een Internetabonnement worden gekoppeld? Is een WebTV, een televisie-achtig toestel met Internetfaciliteiten, een TV of een PC?

 Natuurlijk is het mooi dat Nederlanders in het buitenland nu televisieuitzendingen uit het vaderland kunnen ontvangen (er zijn buitenlanden die niet door de juiste omroepsatellieten worden bestreken). Daar staat tegenover dat Nederlanders nu via Internet toegang hebben tot buitenlandse zenders als CNN, die veel meer middelen hebben om de mogelijkheden van Internet uit te buiten. Omroepen krijgen niet alleen te maken met concurrentie uit het buitenland (op de kabel en de satelliet is die er trouwens allang) maar ook met bijvoorbeeld de kranten, die op Internet met een andere achtergrond hetzelfde kunnen gaan doen. Kranten zullen, aanvankelijk in ieder geval, meer moeite hebben met geluid en bewegend beeld maar mogelijk minder met tekst en illustraties.

 Wie wordt de voornaamste concurrent van wie? Moet de VPRO andere publieke omroepen vrezen, de commerciëlen, of toch De Volkskrant? Of de BBC? Misschien schuilt het gevaar, als er een gevaar is, wel in een heel andere hoek. Niet alleen elk bedrijf kan een zender beginnen op Internet. Iederéén kan het. Het is helemaal niet moeilijk meer voor een privépersoon om geluid op te nemen op de harde schijf (rechtstreeks met een microfoon of een CD-speler, of door een cassetterecorder aan te sluiten op de geluidskaart), deze ruwe geluidsbestanden te transformeren tot RealAudio-bestanden (ook daarvoor is een gratis programma) en dit materiaal op Internet algemeen beschikbaar te maken. Elke consument kan zelf ook zenden, en geen Radiocontroledienst die daar om maalt. Handige hobbyïsten, en daar heb je er genoeg van op Internet, kunnen op een vergelijkbare manier zelf digitale video maken.

 Moeten omroepen de concurrentie van amateuromroep serieus nemen? Ja. Er is grote belangstellig voor het ongelooflijk triviale. De Groningse televisie heeft ongewild groot succes geboekt met het zomaar uitzenden van de beelden van een camera in een rijdende auto. Op Internet is de site van ene Petra ongelooflijk populair, waar permanent het live-beeld van haar huiskamer te zien is. Niks inhoud, niks vormgeving, niks toewijding, niks creativiteit. Niks kwaliteit.

 Het potentiële publiek op Internet is immens. Maar het aantal aanbieders is dat ook. Een site die tienduizend bezoekers op een dag krijgt mag in zijn handen knijpen. Een amateur kan daarmee beroemd worden; voor een omroep (of een krant) is dat veel te weinig. Uitzenden via de ether, voor luie couch potatoes en computeranalfabeten, is wat dat betreft zo kwaad nog niet.


Dit artikel mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Copyright Herbert Blankesteijn.