Niet iedereen is een goede schepper

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 17-1-'95


Simulatiespelletjes zijn mateloos populair, en terecht. Wat is er leuker dan elke dag een uur lang piloot te zijn (Flight Simulator), over bekende en onbekende streken te vliegen en in de loop der maanden een steeds betere piloot te worden? En dat zonder kans op brokken. Hoe kun je beter de dagelijkse vernederingen door je baas verwerken dan door regelmatig eventjes burgemeester te zijn van je eigen metropool (SimCity) en te bewijzen dat je wel degelijk leiding kunt geven? Een computersimulatie is beter dan een droom. Ze heeft een hoger werkelijkheidsgehalte en kan te allen tijde worden gestart. Gedenkwaardige momenten onthoud je beter, je kunt ze zelfs saven.

Flight Simulator en SimCity zijn goudmijntjes voor de makers. In de roes van het succes heeft Maxis, de uitgever van SimCity, als kerstattentie bakstenen naar zijn relaties gestuurd. Maar natuurlijk staan daar talloze spelletjes tegenover die een veel bescheidener bestaan leiden. Een simulatiespel dat het ten onrechte niet tot gesprek van de dag heeft geschopt is SimLife, een zusje van SimCity. In SimLife ben je geen piloot, geen burgemeester, maar God.

De bedoeling van het spel is een wereld scheppen en daar levende have in los te laten. De wereld kan geheel naar eigen inzicht worden gebouwd. De verhouding tussen water en land, de hoogteverschillen, het klimaat en zelfs de hoeveelheid gif in de grond zijn instelbaar.

Is de wereld eenmaal naar wens dan moet deze worden bevolkt. Er is een bestand van kant-en-klare levensvormen maar de speler mag desgewenst zelf planten of dieren creëren. Je kunt daarbij tamelijk ver gaan. Je bepaalt niet alleen of het een plant of dier wordt, een land-, zee- of vliegend organisme, herbivoor of carnivoor, maar ook factoren als de worpgrootte, de draagtijd en het percentage genen dat moeder respectievelijk vader aan het nageslacht bijdragen.

De planten en dieren verschijnen als al of niet bewegende symbooltjes - ook de mate van beweeglijkheid is via de genen tot in detail de regelen. De dieren zwerven rond op zoek naar drinken en eten (andere dieren, planten, zaden of het in het water alom aanwezige plankton) en naar partners; als ze geluk hebben dan bezitten ze een gen waardoor ze voor roofdieren juist op de vlucht slaan. De planten groeien en dragen vrucht, tenminste als ze zijn beland op een passende plek. En ook zij kunnen natuurlijk opgevreten worden.

Zo kun je als part-time God een compleet, functionerend ecosysteem in elkaar zetten. Hoewel... Niet iedereen heeft aanleg voor het beroep van schepper. Planten of dieren die het slecht hebben sterven razendsnel uit. Hebben ze het te makkelijk dan overwoekeren ze alles. Een ecosysteem beheren is spitsroeden lopen. Als de eerste pogingen zijn geëindigd in monocultuur of maanlandschap begin je je er steeds meer over te verbazen dat er in de werkelijkheid ecosystemen bestaan die wèl functioneren.

Wie houdt van een beheer van niets doen kan met SimLife zijn hart ophalen. Kijken wat er gebeurt, desnoods start je alles straks opnieuw met andere randvoorwaarden. Liefhebbers van ingrijpen en experimenteren kunnen bijvoeren, soorten verwijderen, uitgestorven soorten opnieuw uitzetten, exoten introduceren, genetisch manipuleren, fantasiesoorten construeren, de kans op mutaties verhogen en zelfs de ene soort met een druk op de knop in de andere veranderen - al is dat laatste natuurlijk niet sportief.

Terwijl ik dit schrijf tikken elders in mijn computer de jaren voorbij in SimLife. Ik heb namelijk een experiment bedacht. Ik wil weten hoe makkelijk zeedieren overgaan tot het koloniseren van het land. In een wereld die voor ongeveer de helft uit water en voor de helft uit land bestaat heb ik trilobieten, zeeëgels en kreeften te water gelaten. De genetische diversiteit en de kans op mutaties heb ik verhoogd en ik heb de wereld voedselrijk gemaakt. Onnodig te zeggen dat na het starten van de klok de populaties onmiddellijk explodeerden. Dat was niet praktisch, want zo gauw het aantal planten en dieren in de duizenden loopt gaat de computer steeds langzamer werken. In de computer is een catastrofe door overbevolking niet mogelijk: de tijd komt gewoon tot stilstand.

Daarop heb ik de voedselrijkdom verminderd en roofdieren uitgezet: reuzenoctopussen. Maar waarschijnlijk is mijn wereld niet groot genoeg voor een levensvatbare populatie octopussen; ze stierven steeds uit. Geen probleem, de voedselrantsoenering alleen had voldoende effect.

Intussen hebben de zeeëgels zich gesplitst in een vijftal gezonde ondersoorten, zij het dat ze allemaal nog in het water leven. Sommige van die ondersoorten zijn geografisch van elkaar geïsoleerd door landmassa's. De trilobieten zijn nu onderverdeeld in een groot aantal heel kleine subpopulaties, die mogelijk zullen uitsterven - dat worden trilobieten nu eenmaal geacht te doen. De kreeften zijn bij elkaar gebleven, genetisch gesproken althans. Die redden zich wel maar voor het experiment heb ik er niet veel aan. In sommige poelen domineren de kreeften, in andere de zeeëgels.

Er zijn nu vier gesimuleerde decennia voorbij. Mutaties genoeg, maar je moet een beetje geluk hebben. Ik heb een keer een trilobiet op het land zien scharrelen. Soms komt er een melding: 'Zeeëgel is gemuteerd en loopt nu' (de mutaties zijn wat ruiger dan in de biologische wereld). Maar als die mutatie in het water plaatsvindt verzuipt het arme beest onmiddellijk. De mutatie moet dus aan de kust plaatsvinden, of beter nog, de mutant moet vleugels krijgen. Dat is ook al eens gebeurd. Maar voor hij sterft moet er eentje van het andere geslacht dezelfde mutatie ondergaan èn moeten ze elkaar ontmoeten voor een paring, anders is het meteen weer afgelopen. Al met al is de kans gering, net als in het echt.

Als godheid begin ik een diepe genegenheid op te vatten voor mijn creaturen. Ik hoop dat ze het redden, al ben ik niet van plan ze overal persoonlijk doorheen te slepen. Ik stel vast dat hun aantallen weer even groot zijn als vóór de voedselrantsoenering. Natuurlijke selectie, denk ik, zo worden ze leaner and meaner en dat is goed. Misschien wordt het eens tijd voor een natuurrampje, in die mogelijkheid is voorzien.

Als mens stel ik vast dat je zo geen huisdieren en tuintjes meer nodig hebt. Een eigen natuurreservaat, wat wil je nog meer?

Herbert Blankesteijn

JA! Het is gelukt! In het 47ste jaar opeens een lawine van mutaties onder de zeeëgels. En daar zitten ze nu, in het zuidoostelijke kwart van mijn wereld: vijf landzeeëgels, nog aarzelend in de buurt van de oever. De verovering van het land is begonnen.


Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Menu Overige Software.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.