Een stellingenoorlog is kostbaar en niemand wint

Zeeuwse waterbeheerder Saeijs werkt samen met de elementen

Herbert Blankesteijn, NRC Handelsblad 10-12-'92


Weg met de 'strijd tegen het water'. In plaats daarvan: bescherming van het water tegen de mens, en vooral: samenwerking met de Natuur, 'onze boezemvriend'. Sinds (datum) valt het waterbeheer in de provincie Zeeland onder de verantwoordelijkheid van een bioloog. Op die dag werd dr. Henk L.F. Saeijs Hoofdingenieur-Directeur van de directie Zeeland van Rijkswaterstaat.

Op de dijk rond het Grevelingenmeer, zonder functie sinds 1971, staat Henk Saeijs even stil. 'Ik ben hier zo'n vijftien jaar niet geweest, en het landschap is compleet veranderd. Het is gewoon bos geworden, met wilgen, vlier, riet, leverkruid, distels, duindoorns, kaardebollen, noem maar op. Helemaal spontaan. Ik vind het erg mooi, al is het niet te vergelijken met wat hier vroeger was. Dat was karakteristiek voor het getijdengebied.

'Ik herinner me dat ik hier ben geweest in de dagen vlak na de afsluiting. Dat was werkelijk verschrikkelijk om te zien. De hele levensgemeenschap op de platen die droogvielen worstelde de eerste week voor zijn leven. Zelfs nu vind je nog schelpen in levende houding - de houding waarin ze toen zijn doodgegaan. Net Pompeiï. Ik heb me indertijd afgevraagd of mensen zich wel realiseerden wat ze met die beesten deden. Daar zat een miljardvoudig gezond leven, en zonder dat dat ook maar met één woord ter discussie is geweest, is het doodvonnis getekend. Dat zie je als bioloog niet met vrolijkheid gebeuren, kan ik u zeggen. Het stonk, het was gewoon een levende begraafplaats. Ik denk dat die beelden, die geur en alles wat er toen speelde belangrijk hebben bijgedragen aan de discussies die later hebben plaatsgevonden om op een andere manier met dit soort plannen om te gaan.

'Men wilde veiligheid, en men realiseerde zich toen niet dat die veiligheid niet ter discussie hoefde staan. In de Oosterschelde hebben we een geweldig groot gebied onder getijdeomstandigheden weten te houden waardoor de zaak niet wezenlijk veranderd is. Hier rond de Grevelingen is de zaak wezenlijk veranderd. Een zout meer zonder getijden, met op de drooggevallen stukken een in hoofdzaak zoete, nieuwe levensgemeenschap.' De Grevelingen is nu een uniek en internationaal vermaard natuurgebied.

De veranderingen in de Oosterschelde mogen dan niet wezenlijk zijn geweest, ingrijpend waren ze wel. Saeijs: 'In het verleden ontmoetten zoet en zout water elkaar hier in grote massa's, en dat leidde tot sterfte onder het zoetwaterleven en het zoutwaterleven. Zo gaat dat in een estuarium - het uitstroomgebied van een rivier. Een estuarium is dus van nature zeer rijk aan organisch materiaal. Dat wordt er uit gefilterd door bodemdieren, zoals wormen, schelpdieren en kreeftachtigen. Daar komen weer vissen op af en die begrazen de wormen als het ware: ze nemen er een hapje af en de worm groeit daarna bij. Dat verhoogt ook weer de produktie van het gebied.

'Tengevolge van de Deltawerken is het Oosterscheldegebied van de Rijn afgesneden geraakt: door de Volkerakdam en de Krammerdam. In de vorige eeuw al is het afgesneden van de Schelde. Het zoete water is dus weggevallen. Gelukkig, want de rivieren zijn smerig. Maar met het zoete water is het estuarium zijn produktiviteit kwijtgeraakt. Dat meten we ook. Een 'echt' estuarium produceert ruim 1000 gram koolstof per vierkante meter per jaar - sommige estuaria halen 3000 gram, ruim het dubbele van een intensief landbouwbedrijf - en de Oosterschelde komt nog maar tot 250 á 300 gram.'

Wie verwacht dat de bioloog Saeijs daar diep treurig van wordt, komt bedrogen uit. 'Het alternatief is dat je de Rijn en de Schelde weer binnenlaat met al hun gif en narigheid, en dan is mijn keuze gauw gemaakt. Maar wie ben ik om een voorkeur uit te spreken? Als je een estuarium tot zij volle recht wilt laten komen dan hoort daar een hoge biologische produktie in. Maar het kan kennelijk ook op een andere manier goed. Wat 'hoort' is datgene wat je kiest als maatschappij. De mensen moeten er belang bij houden, vissers, recreanten en natuurliefhebbers. Anders werkt het niet. We moeten daarbij wel met de natuur in evenwicht zien te leven. Moeder Natuur heeft een ervaring van zo'n drie miljard jaar, en die heeft ons heel wat te leren. Als je de natuur dwingt in een richting die ze niet wil, leidt dat tot grote schade.' Saeijs vermoedt dat de algenbloei die tegenwoordig vaak optreedt voor de Nederlandse kust indirect een gevolg is van de Deltawerken. De larven van de bodembewoners in het Deltagebied zijn algeneters. Nu de meeste zeearmen afgesloten zijn spoelen er mogelijk te weinig van deze beestjes naar de open zee om daar de algenpopulatie in toom te houden.

Saeijs was destijds betrokken bij de beslissing om het Grevelingenmeer zout te laten. Een zoet Grevelingenmeer had gevuld moeten worden met Rijnwater, dat veel vuiler was dan zeewater. Verzoeting en vervuiling tegelijk, dat had de natuur daar een tweede doffe dreun toegediend. Voor de herziening van dit voornemen was een kleine omwenteling nodig in het toenmalige denken over de Deltawerken. In het naar voren brengen van dit soort prikkelende ideeën schept Saeijs een zeker genoegen. Het steeds terugkerende thema is: de gebeurtenissen die van nature plaatsvinden afwachten en trachten te begrijpen, om vervolgens de Natuur voor het karretje van de mens te spannen. Niet alles oplossen met basaltblokken en asfalt. 'Stellingenoorlogen, hebben we geleerd, zijn kostbaar en gewelddadig en niemand wint er bij.'

Zo beschreef Saeijs in september in het vakblad BioVisie mogelijkheden voor het in cultuur brengen van de Noordzee en memoreerde daarin veelbetekenend dat scheepswrakken in zee veel meer leven herbergen dan de bodem en het water er omheen. Voor 'de komende eeuwen' valt volgens Saeijs serieus te denken aan het creëren van een waddengebied langs de hele Hollandse kust - iets wat er altijd was voordat de bewoners het water buiten zetten. Saeijs' laatste proefballonnetje is het 'ontpolderen' van delen van de Westerscheldekust.

Dat laatste zal veel Zeeuwen als een vloek in de oren klinken. Land teruggeven aan de zee! Saeijs legt het probleem uit: 'De Westerschelde is een prachtig gaaf estuarium: een gebied waar rivier en zee elkaar ontmoeten. Het is alleen slordig beheerd. Eén van de problemen is de verzanding. De vloedgeulen zijn hydrologisch volmaakt, en bij hoog water komt daar die getijdengolf in knallen. Die neemt zand mee en deponeert dat verder naar het oosten. Terug stroomt het water geleidelijk, over platen en dergelijke, dus dan wordt er veel minder zand meegesleept. Als je toch hier of daar een haven wilt, zul je het zand weg moeten graven. En dat zand moet in de Delta blijven, anders eet je je Delta op. Dus er wordt al maar zand rondgepompt. Door de verdieping van de Westerschelde ten behoeve van de scheepvaart wordt dit steeds erger. In 1960 was het nog een miljoen kuub, nu is het tien keer zoveel en na de volgende verdieping komt het in de buurt van de 18 miljoen kuub per jaar.'

Het kan volgens Saeijs anders. Door inpolderingen zijn de oevers van de Westerschelde als het ware gekanaliseerd. Het water kan nergens heen behalve 'stroomopwaarts', met medeneming van zand. Het openstellen van polders voor het water creëert 'kombergingsvermogen': de getijdengolf kan onderweg water kwijt en het geweld van de vloedstroom vermindert. Bij eb zal er minder water over de platen terugsijpelen. Het opgeslagen water zal vooral door de vloedgeulen teruggaan, zodat er ook zand terug naar het westen kan. 'Dat zou het baggerwerk aanzienlijk verminderen, de natuur te goede komen in de ontpolderde gebieden en het overstromingsrisico verkleinen,' aldus Saeijs. 'Aanschuiven bij moeder Natuur', is de slogan die hij voor dit soort beleid heeft bedacht.

In de Selenapolder bij het Verdronken Land van Saeftinge heeft de Westerschelde tijdens een storm in 1990 zelf al wat ontpolderd. Op initiatief van Saeijs zoekt Rijkswaterstaat nu uit - samen met het plaatselijke waterschap en de Stichting Het Zeeuwse Landschap - of het zinvol is om hier verder te gaan op de door de Natuur ingeslagen weg.

Een ander voorbeeld van zijn dialoog met moeder Natuur toont Saeijs met onverholen trots op de dijk van de Neeltje Jans. Daar is aan de zeezijde spontaan een duinengebied ontstaan. In niet meer dan tien jaar tijd is er een strook opgestoven van honderden meters breed en een vijftal kilometers lang. Rijkswaterstaat heeft aanvankelijk alleen wat helm aangeplant om de ontwikkeling van de duinen te steunen. Spontaan zijn er nu wilgen gaan groeien, duindoorn, jacobskruiskruid en nog veel meer. Nu het zand vaste grond onder de voeten heeft, de oudste duinen zich vooral qua vegetatie ontwikkelen en de strook zelfs nog steeds groeit (Saeijs: 'Het zal wel een keer ophouden, anders komen we in Engeland uit.') gaat de mens weer ingrijpen. Volgens een plan van het ministerie van Landbouw, Visserij en Natuurbeheer wordt er aan de buitenkant van de duinenrij een slufter gegraven die zeewater tussen de duinen toelaat. Dat zal de plantengroei op zo'n manier beïnvloeden dat bedreigde soorten een kans krijgen. Saeijs noemt in dit verband Parnassia en Duizendguldenkruid.

Ook verderop in zee vinden spectaculaire nieuwe ontwikkelingen plaats. Tengevolge van de Deltawerken zijn de getijdenstromen van en naar de zeearmen van de Delta weggevallen. Mogelijk onder invloed van deze veranderingen vormen zich nu nieuwe zandplaten die hier en daar al aardig op eilanden beginnen te lijken. Recreanten met barbecueapparatuur en andere meer of minder onschuldige hulpstukken (honden!) zijn er te signaleren. Aan grootschalige plannen voor dit nieuwe land is geen gebrek. Hoewel Saeijs' jurisdictie even voorbij de branding ophoudt, wil hij er toch een paar voorzichtige opmerkingen over maken.

'Die processen in de Voordelta zijn heel ingewikkeld en we begrijpen ze nog maar slecht. Er zijn misschien gebruiksmogelijkheden, zeker op het gebied van natuur, recreatie en visserij, maar het gaat om processen die al gauw een eeuw nodig hebben. Als je daar nu een grote getijdencentrale neerzet, die je vol laat lopen bij hoog water en die leegloopt bij laag water, dan heb je kans dat je de processen die dit mogelijk hebben gemaakt juist weer ontregelt. De maatschappij moet bepalen wat ze met dat gebied wil, en de algemene teneur is nu dat het maar een tijdje de kans moet krijgen om tot ontwikkeling te komen. Naar mijn idee moeten we daarnaast zoeken naar de mechanismen achter aanzanding en erosie, zodat we kunnen zeggen of het zinvol is om in te grijpen. Misschien verdwijnen die platen binnenkort wel weer. Misschien zouden we kunnen proberen de aanzanding wat te versnellen, met waterbouwkundige werken onder water, waar de werkelijke oorzaak ligt, zodat we geen honderd jaar hoeven wachten. Maar nu weten we er te weinig van om te durven ingrijpen.'


Naschrift medio 1996: na protesten van de Zeeuwse bevolking zijn de plannen voor ontpolderingen ingetrokken.
Het materiaal dat hier verkrijgbaar is mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Alles is copyright Herbert Blankesteijn, tenzij anders vermeld.
  • Terug naar het Herbert Blankesteijn Wetenschapmenu.
  • Terug naar het Hoofdmenu Archief Herbert Blankesteijn.