Red Mars

Herbert Blankesteijn, NRC 12-7-'97

 Nu de hele wereld het Marsrobotje Sojourner toejuicht is het tijd voor een waarschuwing. Amerika en Rusland hebben allebei elf Marsmissies uitgevoerd; een aantal daarvan is mislukt maar de ongeveer de helft heeft sondes in een baan om de planeet gebracht of zelfs laten landen. De instrumenten die Mars hebben gehaald zijn nu, uitgewerkt en wel, nog steeds daar, in een baan of op de bodem. Ze vormen grof vuil.

 Iedereen die nu leeft is opgegroeid in het besef dat je lucht en water smerig kunt krijgen. Dat dat met de bodem ook kan begrijpen we pas sinds Lekkerkerk en toen was het te laat. Antarctica was een maagdelijke wildernis die vooral onderzocht moest worden; de onderzoekers die dat deden hebben met hun afval het bederf op gang gebracht en hebben de weg gebaand voor een toeristenstroom die niet meer valt te stuiten. Het Noordpoolgebied was zo maagdelijk dat niemand oplette wat de Russen er eigenlijk deden en nu ligt het er vol met radioactief afval. De Mount Everest is bezaaid met plastic en lijken van bergbeklimmers. En de ruimte in de directe omgeving van de planeet Aarde is niet eens meer veilig voor een ruimtestation. Niet alleen leidt het drukke verkeer er tot botsingen, er vliegt ook zoveel man-made gruis rond dat satellieten noch mensen er hun leven zeker zijn. Toen dat een kleine tien jaar geleden werd opgemerkt begon het nadenken over afval-arme lanceertechnieken en over het verwijderen van uitgewerkte satellieten uit hun baan, maar het was al weer te laat.

 Laat niemand dus zeggen dat het kinderachtig is te waarschuwen voor vervuiling op Mars. De apparaten die de mens daar neerzet zitten vol zware metalen. Pathfinder heeft er de eerste plastic zakken gedumpt. Sojourner woelt met zijn bandjes de kwetsbare bodem om en beschadigt daarmee de habitat van de bacteriën die, als ze er zijn, zeker bescherming nodig hebben tegen zon, wind en kou. Eén verkenner is misschien niet erg, maar het is de bedoeling dit soort projecten in de nabije toekomst jaarlijks uit te voeren, natuurlijk juist naar plekken die gunstig zijn of zijn geweest voor leven. Worden die voertuigen eigenlijk nog gesteriliseerd? En als er vanaf Mars lanceringen nodig zijn om bodemmonsters terug te vliegen, of als er astronauten heen gaan die er zullen eten, poepen, graven, brandstof fabriceren en raketmotoren ontsteken, wie zorgt dan voor de rommel?

 Dit opgeheven vingertje is uiteraard zinloos. Niemand zal luisteren; een waarschuwing is òf te vroeg, òf te laat. Er is één troost: er is altijd weer een nieuwe laatste wildernis.

 


Dit artikel mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Copyright Herbert Blankesteijn.