Onderhouden, maar niet overdrijven.

Herbert Blankesteijn, Technisch Weekblad zomer 1997

 In dit rijke, keurige land zijn we gek op onderhoud. Onderhoud is preventief herstel: liefst vervang je een onderdeel vlak voor het kapot gaat. Omdat dat moment zich niet aankondigt en omdat echte defecten veel geld kosten wordt een marge in acht genomen. Onderhoud is immers ook investeren. Onderhoud wordt geacht geld op te leveren door uitgespaarde reparatiekosten. Het moeilijke daarvan is dat je nooit zeker weet wat die besparingen zijn. Daarom is altijd de verleiding groot op onderhoud te bezuinigen.

 Als je die verleiding kunt weerstaan kun je nog verder gaan dan preventief herstel. Uit een van de recente parlementaire enquètes herinner ik me de term 'preventief onderhoud'. Dat was het bouwen met duurdere, duurzamer materialen, waardoor er minder onderhoud nodig was. Een prima idee, al werd het in het genoemde geval gebruikt voor geknoei.

 Grootschalig onderhoud gaat samen met enige schijnbare inefficiëntie. Het valt uit te rekenen na hoeveel tijd je in een fabriekshal alle TL-buizen moet vervangen om geen onnodige kosten te hoeven maken voor het vervangen van individuele lampen. Maar het vervangen van perfect werkende exemplaren is altijd moeilijk te verkopen.

 Waar gaat nu verstandig onderhoud over in uiterlijk vertoon, het volgen van modes en geldsmijterij? Dat is moeilijk te bepalen. Het is goed voor de sfeer in een bedrijf als er zo nu en dan iets wordt vernieuwd, ook als er geen technische noodzaak voor is. Achter het voormalige IJzeren gordijn kun je nog altijd fabrieken tegenkomen waar je naar de grond kijkt van plaatsvervangende schaamte omdat men zichzelf werkelijk bestolen heeft door eenvoudig onderhoud of vernieuwing van machines achterwege te laten. Laat staan dat er eens een vrolijk verfje is gesmeerd. De optelsom daarvan heet verval, en dat deprimeert en demotiveert.

 Maar er ontstaat ook een treurige sfeer als niets de gelegenheid krijgt oud en vertrouwd te worden. Zoveel Nederlandse binnensteden zijn verwoest door vernieuwingsdrang en megalomanie van gemeentebestuurders, waarbij bijvoorbeeld nogal wat stationsgebouwen aan hun eind zijn gekomen. In vergelijking daarmee kan een Oosteuropees stadscentrum, hoewel wat geblakerd door bruinkool- en tweetaktdampen, weldadig aandoen. Om een of andere reden zie ik de bestrating voor me - misschien in de fabrieken naar de grond leren kijken. Hier in het westen zijn klinkerwegen vervangen door beton, beton door asfalt en asfalt tenslotte weer door sfeervol bedoelde klinkers, telkens tegen hoge kosten en zonder dat er ooit iets ontstaat waar mensen zich aan hechten. Daarginds zijn hier en daar de kinderhoofdjes kinderhoofdjes gebleven en is het nu mooi - al zijn er natuurlijk al weer een hoop kinderhoofdjes ten prooi gevallen aan de D-mark.

 Een vorm van onderhoud die elke bedrijfleiding de hoon van de medewerkers oplevert (zouden ze het niet doorhebben?) is het gepruts met huisstijlen. Kost scheppen geld, slaat nergens op en zet bijna altijd onnodig traditie overboord. Goed voorbeeld: Ajax, dat een bijna honderd jaar oud logo, vrij van slijtage, verving door iets nieuwerwets. Voorbeeld van een bedrijf dat aan dit soort neigingen weerstand heeft weten te bieden? Ik kan er geen verzinnen.  


Dit artikel mag worden gedownload, gelezen en zelfs gekopieerd, maar alleen voor eigen gebruik. Vermenigvuldigen met winstoogmerk is niet toegestaan. Copyright Herbert Blankesteijn.