Toch is de angst voor dit soort gebeurtenissen overdreven, al is het een lekker gevoel om te griezelen bij het idee. Als sterrenkundigen vinden dat een steenklomp ons 'rakelings' is gepasseerd, dan bedoelen ze dat-ie ons is voorbijgevlogen op een afstand van honderdduizenden kilometers. Zij, de sterrenkundigen dus, hebben nu eenmaal een ander idee van afstanden dan gewone mensen. Dat komt door de gigantische afstanden in het heelal. De Maan, onze buurman, is meer dan 300.000 kilometer ver. Dat noemt een sterrenkundige dicht bij.
Volgens de beste schattingen komt er een keer per eeuw een tien-meter-blok in botsing met de Aarde. Daarbij mag je niet vergeten dat twee derde van het oppervlak van onze planeet bestaat uit water. En dan nog, hoe dicht bevolkt onze wereld ook lijkt, het meeste land is nog steeds onbewoond of heel dun bevolkt. De laatste kosmische klap was in 1908 in Siberie, zo ver van de bewoonde wereld dat de geleerden er pas tientallen jaren later achter kwamen wat er precies was gebeurd.
Je kunt er wel van uit gaan dat de kans op een atoombom-achtige ramp, dat wil zeggen met slachtoffers en al, niet veel groter is dan eens in de duizend jaar. Een botsing met een mini-planeet van een paar kilometer, die de mensheid zou kunnen uitroeien, moeten we eens in het honderd miljoen jaar verwachten. Het heeft niet veel zin om daar wakker van te liggen.
Waarom dan al die drukte? Dat is begonnen toen de Sovjet-Unie instortte. De Amerikaanse geleerden en ingenieurs die zich met wapens bezig hielden hadden opeens een nieuwe 'vijand': het gevaar van langsvliegende hemellichamen. Ze proberen nu zwerfstenen in gevaarlijke banen op te sporen, en ze zoeken naar manieren om daarvan de koers te veranderen. Echt jongensboekenwerk, en beslist leuk voor een film. Maar het is zelfs met de techniek van nu heel moeilijk, misschien zelfs onmogelijk, en het zal ze dus een hele tijd van de straat houden.